Dit gezegde is van Jigoro Kano, de grondlegger van het Judo. Behalve een training van het lichaam was ook de training van de geest en het continu streven naar het verbeteren van je persoonlijkheid voor Kano een primair doel.
Zijn filosofie bestaat uit twee kernbegrippen:
- Maximale effectiviteit met minimale inzet
(Seiryoku Zenyo): wat iemand doet, moet met optimale inzet van geestelijke en lichamelijke energie gebeuren. In het judo leer je de kracht van je tegenstander te benutten. In het leven is dit het principe van de juiste dingen doen op het juiste moment.
- Wederzijds profijt en welbevinden (Jita Kyoei): je dient respect te hebben voor jezelf en voor anderen. Bij het beoefenen van het judo leer je samen te werken om je de vaardigheden eigen te maken. Zonder tegenstander kun je de sport immers niet leren; je werpt zelf en wordt op jouw beurt geworpen.
Als IOC-lid (1909 e.v.) geloofde Kano sterk in sport als middel om landen samen te brengen.
Deze opvatting over samenwerkend leren is voor mij op vele gebieden van mijn leven belangrijk.